Onlangs zaten bij mijn rolstoelbasketbalwedstrijd Monique en haar zoon Andy op de tribune. Ze schreef hier een prachtig blog over. Geweldig om te lezen wat (aangepast) sporten kan betekenen voor kinderen met een beperking.
Dromen door: Monique Lartey – bron: BOSKblog
Misschien wordt hij later wel brandweerman, advocaat, profvoetballer, coureur, directeur van een grote bank, ….. Als je zwanger bent heb je zo je toekomstdromen voor je zoon. Zijn leven zal geweldig zijn, en jij zal in al zijn noden voorzien om die droom te laten uitkomen.
Op het moment dat mijn zoon was geopereerd aan een heel grote navelbreuk en ik tegen hem zei “Ach schatje, later als je groot bent en alles helemaal goed is lachen we hier samen om” merkte een verpleegkundige fijntjes op “Als dat moment ooit komt, mevrouw”. Ik viel op dat moment van mijn roze wolk af. De dreun galmde nog lang door in mijn gedachten.
Alle toekomstdromen die ik had voor mijn zoon gingen in rook op. Ik had geen potentiële profvoetballer, geen coureur, geen brandweerman of advocaat. Nee. Ik had een gehandicapt kind. Ik kan het moment nog zo terugroepen in mijn gedachten.
En zo, in gedachten verzonken, zat ik in een sporthal in Amsterdam. Andy was bezig met zijn favoriete sport; boccia. Een relatief onbekende sport. Op het oog stelt het niet veel voor, maar voor Andy is het een topprestatie dat hij een bal in een goot weet te leggen en de bal weet weg te duwen.
“Hè, wie gooide die bal ??” vroeg de trainster toen er een kleine leren bal naar haar toe werd gegooid vanuit een verkeerde hoek. “Andy” merkte een teamgenoot van Andy genoegzaam op.
Ik werd wakker vanuit mijn overpeinzingen. Mijn zoon duwde, ter bevestiging van zijn teamgenoot, nog een bal naar zijn trainster toe vanuit zijn schoot. De trainster reageerde gelaten. “ Oh, ik wist niet dat je dat kon man, goed hoor ! “. Ze wierp mij een veelbetekenende blik toe en ik knikte trots.
Ik verborg mijn verbazing en gleed terug in mijn dagdroom. Ik zag mijn zoon voor me, tijdens een meeloopdag bij een gesprek met zijn fysiotherapeute op het revalidatiecentrum.“Ik weet het even niet meer met Andy, ik zie geen vooruitgang. Zijn fysiotherapie is er nu op gericht dat hij niet verder achteruit gaat”.
Mijn zoon, het niet-meewerkend voorwerp, zat er stilletjes bij. Hij keek nors naar de therapeute die het waarschijnlijk allemaal goed bedoelde maar niet de juiste snaar bij hem wist te raken.
“10, 9, 8, 7, 6, 5, 4, 3, 2,1, Only Friends !!!!!”. Dat was het einde van mijn dagdromerij voor die zaterdagmiddag, de training zat erop. Andy’s team was klaar voor die zaterdag. Met een high five namen ze afscheid van elkaar. Andy deed dapper mee. “Het ging hartstikke goed! Zag je dat Andy zelf de bal wil hanteren? We komen er samen wel lekker ding!!” zei de trainster tegen Andy. Andy keek tevreden naar zijn trainster. En ik was trots. Meer dan dat.
Dezelfde sporthal, een paar weken later. Samen met mijn zoon bevind ik mij op de tribune van de sporthal van zijn club. Er is een rolstoelbasketbal wedstrijd gaande. De geluiden van schurend metaal – veroorzaakt door sportrolstoelen die op elkaar in rijden – en geschreeuw en aanmoedigingen en commentaar van de trainers zorgen voor een interessant schouwspel.
Acht stoere sportrolstoelen schieten over het veld, de sporters zweten en doen hun uiterste best om de bal in de basket te krijgen.
Mijn zoon grijpt in zijn enthousiasme de hoepels van de wielen van zijn rolstoel en imiteert de bewegingen die de sporters maken. Hij is dolenthousiast, en waant zichzelf in het speelveld. Ik kijk naar hem, zo fanatiek ken ik hem niet.
Droomt hij ook? Van een carrière als rolstoelbasketballer? Hij blijft een bijzonder kind.
Mijn zoon is niet veranderd. Mijn dromen voor hem wel. En …. Gelukkig …. Zijn dromen groeien met hem mee.
Zijn trainster heeft gelijk. Die jongen komt er wel.
Comments