top of page
  • Foto van schrijverMichel De Hond

Marc de Hond ontmoet staatsecretaris Jetta Klijnsma

Geen uitwaaien dit keer. Ook al zit Jetta Klijnsma in haar ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in Den Haag dichtbij de duinen, de staatssecretaris heeft geen tijd naar buiten te gaan. Toch maakt ze in haar volle agenda graag ruimte voor een gesprek met Marc de Hond. “Ik draag de Zonnebloem een warm hart toe.”

BELEEF! MAGAZINE / INTERVIEW: MARC DE HOND / TEKST: DEBORAH LIGTENBERG / FOTO: JOSHUA ROOD

Marc: “Vertel eens, wat heeft u met de Zonebloem?” Jetta: “Ik vind het een geweldige vereniging. Ik ben spastisch en weet hoe lastig het kan zijn om er op uit te gaan als je lijf niet helemaal doet wat je wilt. Dat geldt natuurlijk ook voor andere mensen die slecht ter been zijn, niet goed kunnen horen of zien of een ander mankement hebben. Het is prachtig dat er dan mensen zijn die zeggen: ‘Kom op en ga mee, ik help je’. Ik heb op het schip de SS Rotterdam gezien hoe mensen met een beperking in de watten werden gelegd en genoten van hun uitje. Dat juich ik natuurlijk alleen maar toe.”

Marc: “We kunnen niet gaan uitwaaien omdat u te druk bent. Heeft u nog wel eens tijd om een frisse neus te halen? Jetta: “Jazeker. Ik kom net terug van een debat in de Tweede Kamer en die afstand leg ik af op mijn diensttandem met chauffeur. De chauffeurs die mij in de auto het hele land door rijden, willen ook met mij tandemmen. Dat is heel fijn. Ik kan namelijk mijn evenwicht niet bewaren, waardoor in m’n eentje fietsen geen optie is. Ik heb een driewieler gehad, maar mijn knieën zijn een beetje versleten. Dus nu heb ik een tandem die echt top is. En ook heel gezellig. Het gebeurt vaak dat mensen zomaar een stukje met me mee fietsen. Zoals laatst een mevrouw die me vertelde dat ze een dochter heeft die spastisch is. Ze had mij eerder zien fietsen en tegen haar dochter gezegd: ‘Kijk, daar fietst iemand die ook gewoon naar school is geweest. Zie je wel dat je best wat kunt worden in het leven?’. Zowel zij als haar dochter waren blij geworden van dat besef. Ik ben me er niet zo bewust van dat ik kennelijk voor anderen ook een voorbeeld kan zijn, maar als alleen al het feit dat ik door de stad fiets ervoor zorgt dat iemand de moed erin houdt, vind ik dat heel fijn.”

Marc: “Had u vroeger zelf een voorbeeld?” Jetta: “Nee. Toen ik jong was, waren mensen met een beperking nog buiten beeld. Je had alleen Jules de Korte. Hij was blind en maakte mooie liedjes, maar verder was er geen rolmodel. Ik vind het eerlijk gezegd ook geen goed idee dat iemand alleen maar een voorbeeld is omdat hij een beperking heeft. Het moet ook een beetje een aardig mens zijn. Een mens die idealen, dromen en doelen heeft om je aan op te trekken, niet omdat hij nou toevallig in een rolstoel zit of kromme benen heeft.”

Marc: “Hoe was dat vroeger, kon u naar een gewone school gaan?” Jetta: “Nou nee, dat was toen niet standaard. Mijn moeder heeft moeten praten als Brugman om mij op de kleuterschool te krijgen. De juf vond het hoogst onhandig dat ik steeds omviel, maar gelukkig mocht ik toch komen. Het ging goed. Als ik weer eens was gevallen, sleurden mijn klasgenootjes net zo lang aan me totdat ik weer stond. Het regelde zich vanzelf.”

Marc de Hond en Jetta Kleinsma in Beleef Magazine

Marc de Hond en Jetta Kleinsma in Beleef Magazine


Marc: “Bent u altijd zo optimistisch geweest?” Jetta: “Ja. Dat is gewoon karakter, waar ik heel erg veel profijt van heb gehad. Ik vind het pas écht een handicap als je heel somber bent, overal boe-mensen, hoge bergen en zwarte wolken ziet en altijd het halflege glas presenteert. Dan heb je een heel verdrietig leven. Dat is veel erger dan een beperking. Ik heb het leven altijd bij de dag geleefd. Iedere dag heeft iets moois, daar heb ik altijd aandacht voor.”

Marc: “U heeft een heel mooie carrière. Is toegankelijkheid daarbij wel eens probleem geweest?” Jetta: “Jazeker! In de jaren negentig is het Binnenhof gerenoveerd, maar toen ik in de jaren tachtig begon was het hopeloos. Het barstte van de trapjes en liften overbrugden dat lang niet overal. Van een rolstoel-wc hadden ze nog nooit gehoord. Ik kan een beetje traplopen, als er maar twee goede leuningen zijn. Als ik op een trap met één leuning stuitte, wachtte ik totdat er iemand aan kwam die ik een arm kon geven.”

Marc: “Dat klinkt alsof u geen moeite heeft om hulp te vragen.” Jetta: “Dat klopt. Het is heel belangrijk om niet met nuffig neusje te zeggen dat je alles zelf wel kunt. Als je niet om hulp vraagt, wordt je leven heel klein. Ik schroom dan ook niet om zo af en toe in mijn rolstoel te gaan zitten. Bijvoorbeeld als ik een stad bezoek. Als ik ga lopen, ben ik na een kwartier kapot en heb ik alleen maar wiptegels gezien, in plaats van mooie geveltjes. Dan ben ik toch een dief van mijn eigen plezier? Daarom praat ik iedereen de rolstoel ín, in plaats van uit. Toen ik op de SS Rotterdam was, zag ik veel oude mensen struikelend het schip op komen. Toen ik vroeg waarom ze niet in een rolstoel gingen zitten, zeiden ze dat ze het geen gezicht vinden, het ziet er zo gehandicapt uit. In zo’n geval vertel ik dat het een instrument is dat je wereld veel groter maakt, waardoor je van de wereld kunt genieten. Je leven houdt niet op als je in een rolstoel terecht komt, echt niet.”

Marc: “U gaat in Nederland over het creëren van banen voor mensen met een handicap. Is het daarbij een voordeel dat u er zelf ook eentje heeft?” Jetta: “Ik denk het wel. Als ik bij ondernemers en werkgevers met mijn rollator binnenkom en zeg: ‘Doe me een lol en kijk eens of er toch niet ergens een plekje te verzinnen is voor iemand die beperking’, kunnen ze iets minder snel ‘nee’ zeggen dan tegen iemand die gewoon binnen komt huppelen.”

Marc: “Hoe zit dat op uw eigen ministerie, werken daar mensen met een beperking?” Jetta: “Jazeker! Ik roep altijd dat adel verplicht. We hebben hier allerlei handicaps rondlopen en rondrijden.”

Marc: “Het gehandicaptenquotum waarbij een werkgever een x-aantal mensen met een handicap in dienst moet nemen, is niet doorgegaan. Wat is de huidige stand van zaken hiervan?” Jetta: “Het ligt iets anders. In het sociaal akkoord met werknemers en werkgevers is afgesproken dat er binnen tien jaar 125.000 werkplekken komen voor mensen met een beperking; 100.000 bij reguliere werkgevers en 25.000 bij overheidswerkgevers. Eind 2016 ga ik kijken hoe het ervoor staat. Als het aantal banen dan niet op peil is, komt dat quotum er in 2017 wel degelijk.”

Marc: “Heeft u een tip voor jongeren met een handicap en zonder werk?” Jetta: “Ga naar je eigen gemeente en vraag of ze je kunnen helpen om een werkgever te vinden. Als er instrumenten nodig zijn om te kunnen werken, kan de gemeente daar ook bij helpen. Zoals een aanpassing van de werkplek, werkbegeleiding of vervoer. Sinds 1 januari moet je hiervoor bij de gemeente zijn. Alle mensen die voor die tijd in de Wajong terecht zijn gekomen, blijven bij het UWV.”

Marc: “En de werkgevers die best iemand met een handicap willen aannemen, maar niet weten waar ze die vandaan moeten halen, hoe pakken zij dat aan?” Jetta: “De gemeente heeft een doelgroep-register waaruit kan worden geput. Als een werkgever zegt dat hij iemand met een handicap wil aannemen, kan de gemeente uit dat register mensen aandragen.”

Marc: “Heeft u altijd zo’n verantwoordelijke functie willen hebben? Jetta: “Eigenlijk is het me overkomen. Ik wilde lerares geschiedenis worden, maar er was geen werk en ik vond een secretaressebaan in het Binnenhof. Zo ben ik steeds verder gerold. Het was dus geen vooropgezet plan, maar ik vind het heel fijn om nu zoveel te kunnen betekenen.”

Marc de Hond (38) kreeg in 2002 door een medische fout een dwarslaesie, wat hem rolstoelafhankelijk maakte. Hij speelde in het Nederlands rolstoelbasketbalteam en was één van de presentatoren van KRO De Rekenkamer. Daarnaast is hij ondernemer en schrijver van het boek Kracht. Hierin beschrijft hij de fysieke, mentale en sociale gevolgen van zijn handicap en hoe hij zijn leven weer opbouwde. In 2015 en 2016 speelt Marc in de Nederlandse theaters de solovoorstelling Scherven brengen geluk. De speellijst vindt u op marcdehond.nl.

Jetta Klijnsma (58) is geboren met spastische benen en leerde pas op haar dertiende lopen. Ze studeerde sociaal-economische geschiedenis en werd na haar afstuderen medewerker van de PvdA-fractie in de Tweede kamer. Ze was onder meer assistent van Marcel van Dam en André van der Louw. In 1998 werd ze wethouder in Den Haag, totdat ze in december 2008 werd benoemd tot staatssecretaris van Sociale zaken en Werkgelegenheid in het kabinet-Balkenende IV. Vanaf 17 juni 2010 is Klijnsma lid van de Tweede Kamer voor de PvdA. Jetta Klijnsma is op 5 november 2012 benoemd tot staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het kabinet-Rutte-Asscher.

Deel deze pagina:

10 weergaven0 opmerkingen
Post: Blog2_Post
bottom of page